Saturday, April 21, 2007

Oorlog op de Blandijn. I.



Ach, proffen en humor...het is een moeilijk huwelijk. Schandelijk wordt het als de mindere goden klassiekers stelen bij de échte Blandijnkomieken. Zelfs Magda Devos, die de schalkse kwinkslagen toch maar van tussen de plooien van d'r rok te schudden heeft, bestond het zich begin dit jaar te bedienen van de beroemde 'auditoriumalpinisme'-grap van woordkunstenaar Klaas Willems. Klaas gebruikt dat neologisme al zo lang dat het al lang geen neologisme meer is, maar toch krijgt hij, in zijn eigen onnavolgbare stijl, er toch elk jaar weer de lachers mee op zijn hand. Dat hoeft niet te verbazen: zijn publiek wordt elk jaar grondig vernieuwd. Toch zijn ook de zittenblijvers telkens weer verheugd op een bisronde. Maar dat was dit jaar zonder Magda gerekend. Haar vak valt in het eerste semester, Klaas is pas dit semester aan de beurt...haar meesterbrein had weinig tijd nodig om de voordelen van die voorsprong in te zien, en al in de eerste les sneed ze haar collega met een venijnige grijns de pas af. De eensgezinde bulderlach die de auditoriumtrappen afrolde maakte het duidelijk: met haar gestolen geestigheid had ze meteen ook ieders hart ontvreemd.

Ik hoef niet naar Taal- en tekststructuren te gaan. Ik heb dus niet gezien hoe Klaas lijdzaam de verontwaardigde stilte heeft moeten toehoren, hier en daar een vermanend gemompel, toen hij, met een nonchalance dat enkel de échte groten onderscheidt, zijn, zíjn grap ten berde bracht. "Kan hij zijn eigen mopjes niet verzinnen?" - "Wat een droge kwast, denkt hij ons hiermee aan het lachen te brengen?" - "En Magda vertelde ze zó veel beter" - "Het schijnt dat hij vroeger een snor had"...sindsdien woedt er oorlog op de Blandijn. Voorlopig vormt ons binnenperkje annex kinderboerderij nog een veilige maar noodzakelijke buffer tussen hun beider kantoren, maar wie aan Klaas raakt, betaalt daar eerder vroeg dan laat de rekening voor. Wordt dus vast en zeker vervolgd.

Monday, March 05, 2007

Naar analogie met het beschavingsvacuüm Aalst worden er her en der te lande rond deze periode carnavalsstoeten georganiseerd. De meeste daarvan zijn maar zwakke doorslagjes, iets wat nu ook weer niet zó erg is als je het origineel bekijkt. Zo ook in mijn doordeweekse stede Ledeberg. Tot mijn verbazing hebben ze hier zelfs hun eigen versie van de voal janettenstoet, een hoogstaand cultureel verschijnsel waarvan ik niet wist dat het buiten de Aalsterse stadspoorten toegelaten was. Maar in Aalst doen ze wat ze doen dan nog teminste met verve, overtuiging en zelfs enige aanstekelijkheid. Als duizenden mannen als vrouw gekleed door de straten hossen, vergezeld van doorzakmuzak en hectoliters alcohol, dan heeft dat toch een licht overweldigend resultaat. Een grote volkstoeloop, hoewel vooral van mensen die zich daar toch sowieso al bevinden om zich te laven aan hun eigen feestelijkheden, is dan ook het gevolg.

Maar hier. In mijn straat. Mijn lege straat op maandagnamiddag. De kinderen op school, de huisvrouwen net thuis van de kruidenier, enkel de oudste exemplaren nog op terugtocht...doodse stilte. En dan lopen daar plots een dertigtal slecht verklede mannen achter een winkelkarretje tussen het verkeer te laveren, zich niet storend aan hun eigen muziek, en onder het nuttigen van enkele flessen sterke drank een praatje slaand met elkaar. Het feestgedruis reikt niet verder dan de CD-speler, het geheel heeft pijnlijk veel weg van een verplicht plezieruurtje van één of ander nabijgelegen instelling voor permanent platgespoten gehandicapten. Weinig gelach, nog minder gedans, veel onverstaanbaar gelal en gewankel. De meesten liepen snel rechtdoor, alsof de stoet in haar geheel spoedig ergens zijn moest. De stoet als routineuze, noeste arbeid. Een vak. Enkelen bleven af en toe staan en keken dan angstig om zich heen, alsof ze niet begrepen waar de veilige, zachte celmuren en de warme, koesterende tl-verlichting gebleven was. Even teruglopen, nog een paar andere richtingen uitproberen en dan toch maar opnieuw de troep verder volgen. Gedurende één minuut hadden ze aan mij en mijn huisgenoot een vertwijfeld publiek. Niemand keek ons aan, geen slingers of confetti, zelfs niet de schunnigheden die bij hun nepboezem horen. Snel de straat door, weg van ons, pottekijkers. Een beetje van ons melk gingen we snel verder afwassen.

Saturday, January 20, 2007

7.

Trouw geen man
die kakt in zijn koffiekan.
Want ik verzeker je hier
dat hij voor zijn eigen plezier
zijn belofte verguist
- "'t is wel uitgekuist!"-
als hij je met zichtbaar genot
trakteert op een pot.

Friday, January 12, 2007

6.

Piknik

Door het bos geraakt zonder geweld

Droog gebleven, zoals voorspeld

Dan rustig kuieren, kop naar voren

Door niets of niemen te verstoren

Een foto hier, eens ruiken daar

Niet bewust van enig gevaar

Plots rode spetters op mijn broek

Naar veilig houvast nog snel op zoek

Maar veel te laat en meegesleurd

Uitgespuwd en gans besmeurd

Dan toch geen goed moment gekozen

Om in ’s werelds grootste foef te verpozen

Sunday, December 24, 2006

Reeds vaak heb ik er me met mijn bonkige zeemanskameraden vrolijk over gemaakt, als we lucht kregen van een dispuut dat gaande was tussen de vrouwen uit onze sociale omgeving. Dat dispuut verloopt dan blijkbaar altijd volgens hetzelfde stramien. Beide partijen hebben een standpunt, maar ze weigeren dat hardnekkig duidelijk te maken aan de tegenpartij. Dat gebeurt slechts via tussenpersonen, waarop eerst wel lang genoeg wordt ingepraat om te voorkomen dat ze zich enigszins neutraal zouden opstellen. Van directe communicatie is geen sprake, zelfs niet als beide partijen zich binnen gehoorsafstand van elkaar bevinden. Over de aard en de oorzaak van het conflict wordt, vanaf het moment dat men het er over eens is dat er een conflict is, niet meer gesproken.

Vanaf dan komt het erop aan om elkaar te bekampen met de de twee belangrijkste wapens van de indirecte ruzie, niet toevallig allebei typisch vrouwelijk: indoctrinatie (tegenover iedereen die er niets mee te maken heeft), en koppigheid (tegenover elkaar). De indoctrinatiemethode werkt volgens het meerderheidsprincipe: diegene die de meeste mensen die absoluut geen ene moer met de zaak te maken hebben, niet alleen kan overtuigen dat ze er wél iets mee te maken hebben, maar ook nog eens aan haar kant kan scharen, heeft een belangrijk mentaal voordeel. Immers: als de àndere gelijk zou hebben, zou die toch de meerderheid achter zich hebben?De tweede methode, de koppigheid, komt erop neer dat men van de tegenpartij niets anders verwacht dan totale overgave. Van "coming to terms", zoals dat dan in het Engels heet, kan absoluut geen sprake zijn. Elke toegeving wordt gezien als een nederlaag. Dat impliceert de fundamentele onmogelijkheid om rechtstreeks met elkaar te praten. Het aanhoren van de argumenten van de andere zou immers alleen al suggereren dat men bereid is om eraan toe te geven, en een dergelijke zwakke opstelling is ontoelaatbaar.Dit alles heeft tot gevolg dat de gemiddelde vrouwenruzie ergens tussen de 3 maanden en de 27 jaar aansleept, en dat de halstarrigheid waarmee ze wordt volgehouden omgekeerd evenredig is met het aantal mensen dat nog weet waar het ook weer over ging. Uiteindelijk heeft het conflict, dat 9 kansen van de 10 over een misverstand ging, zich zo vastgezet in het sociale weefsel waar beide vrouwen deel van uitmaken, dat het door iedereen wordt beschouwd als de natuurlijke gang der dingen.

Aan de andere kant, de mannen. Ook wij hebben onze sores. Ons eergevoel. Onze trots. Wij houden er niet van onterecht bejegend te worden. En als dat toch gebeurt, dan komen daar vodden van. Wij zullen onze belager dan recht in de ogen kijken, en vragen wat het probleem is. Vaak zullen wij dat doen bij het drinken van een pint bier, omdat wij zullen praten, en vran praten krijgt men dorst. Vooral ook zullen wij deze zaak trachten discreet op te lossen. Ruzie is een serieuze zaak, en vooral geen lolletje. Lolletjes deel je met je vrienden, en als het echt heel goede lolletjes zijn, dan is het zelfs toegelaten om daarbij te kirren als wijven. Maar in belangrijke materies als het oplossen van persoonlijke conflicten, is het ten alle tijde noodzakelijk zich als een man te gedragen, en zich niet te laten verleiden tot boven beschreven vrouwentactieken. Wij weten immers beiden dat dan het einde zoek zal zijn, en we hebben wel betere dingen te doen dan vrijwillig een bos in te lopen, om ons vervolgens af te vragen waar de bomen naartoe zijn.

Neen, wij lossen dat anders op. Rustig en bedaard, gaan wij tegenover elkaar zitten, en leggen beredeneerd, gepakt en gezakt met een karrevracht op voorhand uitgekiende argumenten, om de beurt ons standpunt uit. Wij zullen dan van de andere, en misschien zelfs van onszelf, dingen horen die onze oren absoluut niet willen horen. Enige ergernis zal bijna zeker ons deel zijn. Maar wie a zegt, moet ook b zeggen, en al wordt het nacht, en is het bier op, wij zullen niet van onze plaats gaan voor we elkaar vriendschappelijk de hand gedrukt hebben, blij dat we na een zware onderhandelingsronde paal en perk hebben kunnen stellen aan het probleem. Misschien zullen wij er niet zelf uitraken. Dan roepen wij één onzer kameraden, van wie we weten dat hij over het gezonde boerenverstand beschikt om zonder al teveel poespas te ontwaren waar het op staat, en die zal ons dan het nodige duwtje in de rug geven. Na dat duwtje zal die kameraad zich weer van ons verwijderen, en zich met zijn eigen zaken bemoeien, want met de onze heeft hij verder absoluut niets te maken. Wannear wij klaar zijn, zullen we hem wel uitnodigen aan tafel, en met hem nog een laatste glas bier heffen, klinkend op een vreugdevolle, vriendschappelijke toekomst.

Sunday, November 05, 2006

II.

Sie saßen in süßer Vereinigung
Und liebten sich ganz ätherisch;
Sie hatte ihre Reinigung,
Er aber war venerisch.

(Heinrich Heine)

Sunday, September 24, 2006

5.

Tsjechië, ik leg je
's nachts onder mijn kussen
en komen er plots boosaardige Russen
dan haal ik je weer boven
ze zullen het niet geloven:
78 866 km² voormalig Oostblok en 10 miljoen inwoners gooi ik tegen hun pikken.
't Is te zeggen, toch als ik goed kan mikken.

(Enkel en alleen exclusief voor Siggi, de Tsjechische Erasmuskrol. En niét voor de rest van Tsjechië)
4.

Zullen wij dan tezamen
zwemmen in het veen?
Gezellig met z'n tweeën,
want we kunnen niet alleen.

Wees niet bang, ik zal je dragen,
stevig in m'n nek
en ik zoek ook zelf wel voor de sprong
een geschikte plek

Dus zullen wij dan tezamen
zwemmen in het veen?
Gezellig met z'n tweeën,
jij en ik, mijn molensteen.